Ze hebben gevoelens en verlangens, voor- en afkeuren. En die zijn net zoveel waard als die van hun ouders. Vraag je regelmatig af: is dit goed voor mijn kind of voor mij? Ook, of juist vooral, bij kleine dingen. Wordt je kind er beter van als hij zijn vieze kleren iedere dag in de wasmand gooit? Of ben jij degene die niet tegen rommel kan? Soms kun je zeggen; ik vind dit belangrijk, maar jij mag iets anders vinden. Misschien wil hij best aan je wens tegemoet komen, maar net op een andere manier dan jij in gedachten had.
Ouders vinden vaak dat hun kind vertrouwen moet verdienen. Maar pubers willen liever eerst vertrouwen krijgen en dan bewijzen dat ze het waard zijn. Dat is een eeuwige bron van spanning. Pubers móeten kunnen experimenteren, leren zich zelfstandig te bewegen. Maar als ouder mag je best laten weten dat je dat lastig vindt. Benoem het gewoon; ik moet leren om ouder van een puber te zijn en je niet steeds maar te beschermen. Je puber waardeert het enorm als jij je kwetsbaar opstelt. Als hij dat vertrouwen beschaamt, door te liegen of bedriegen, moet je hem daar natuurlijk op aanspreken.: 'Ga jij maar vertellen hoe je mijn vertrouwen weer gaat winnen'. Realiseer je wel dat pubers niet voor niets liegen. Vaak willen ouders liever gerustgesteld worden dan horen hoe het echt zit.
.